90 jaar PC Uitvaart: Alles is in beweging, ook de rituelen rond de dood
PC Uitvaart viert dit jaar zijn 90e verjaardag. Uiteraard is er ongelooflijk veel veranderd sinds de start in 1931. Michael de Wee werkt als verzorger bij PC Uitvaart en stuitte onverwacht op een schat aan historisch materiaal. “Bij het opruimen voor onze verhuizing naar Westgaarde vond ik dozen vol met oude foto’s. Die ben ik gaan sorteren, ik fris ze op en ik verzamel de verhalen erachter.”
Michael: “PC is begonnen met als motto ‘voor en door het volk’. Begin jaren dertig schoten de prijzen van uitvaarten namelijk omhoog. Maar het kon niet zo zijn dat een mooie, eervolle uitvaart het alleenrecht zou worden voor rijke mensen. Vanuit die overtuiging zag in 1931 de Coöperatieve Vereeniging tot Lijkbezorging het licht. Na een paar verhuizingen kwam de vereniging in 1936 terecht op de PC Hooftstraat. Daar werd ook de naam veranderd, eerst in Coöperatie PC, daarna in PC Hooft uitvaartverzorging en nu dan in PC Uitvaart.
‘Die eerste rouwkamer van PC in de jaren dertig was behoorlijk baanbrekend’
In die beginperiode was PC de eerste uitvaartverzorger in Amsterdam die een rouwkamer ontwierp. Behoorlijk baanbrekend, want vóór die tijd gebeurde het afscheid van de overledene alleen thuis, in ziekenhuizen en in verpleeghuizen. Toch bleef de dood tot zeker in de jaren tachtig een groot taboe, het moest weggestopt worden. Letterlijk vaak, achter een zwart gordijn. De sfeer was donker, neerslachtig. ‘Daar ligt opa, ga maar niet kijken jongen,’ werd er dan gezegd. Mensen vond het eng, vies. Dat was ook zo met het verzorgen van de overledene. Vroeger deed iemand dat erbij, het was geen volwaardige functie. En het gebeurde altijd uit het zicht van de familie. Alles rond de dood werd in nevelen gehuld. Begraafplaatsen en uitvaartcentra zaten daarom ook bijna allemaal aan de rand van de stad. Inmiddels zijn ze opgeslokt en zitten ze juist in het midden van de stad.”
Glasplaat op de kist
“De echte overgang in manier van denken over de dood heb ik bewust meegemaakt. Ik begon in 1991 met mijn werk als overledenenverzorger, toen nog bij een andere ondernemer. In die tijd lagen mensen opgebaard in de kist met een glasplaat erop. Je kon de persoon dus wel zien, maar niet aanraken. Halverwege de jaren negentig kwam er een enorme ommezwaai, ook in de media. Er kwamen kisten zonder deksel, dan kon je de overledene ook aanraken. Nu doen we eigenlijk altijd een open kist, tenzij iemand zegt: ‘Sluit de kist maar, dan zetten we er een mooie foto op.’ In die periode verschenen er ook boeken over de dood, mensen spraken er veel opener over en er kwam zelfs een tijdschrift uit: Doodgewoon. Bovendien stonden er steeds meer alternatieve uitvaartondernemers op die niet alleen maar de standaard koffie met cake aanboden.
Het uitgangspunt werd: het laatste afscheid kan ook anders, je kunt ook je eigen rituelen bedenken. Of als je die rituelen al hebt, daar meer ruimte aan geven, zoals bij Hindoestaanse of Surinaamse uitvaarten. Die waren er al in de jaren zestig en zeventig, maar hadden hier in Nederland nog last van een stijf stramien: ‘Zo doen we dat nou eenmaal altijd.’ Die houding móest veranderen.
‘Als verzorger vouw je je als het ware om de nabestaanden heen. Alles draait om hen, het is hún pijn’
Ik heb het gevoel dat we in de toekomst crosscultureel gaan, dus dat alles in elkaar gaat overlopen. De ene cultuur leert van de andere cultuur en zo ontstaat er een mooie mix. Ik zie dat als een plus. Alles is vloeibaar, alles is in beweging, de eilandjes gaan naar elkaar toe. Wat onder de invloed van verschillende culturen ook een vlucht heeft genomen, is het verzorgen van de overledene samen met familie. Fantastisch vind ik dat, want ik kom als verzorger nu veel meer in aanraking met nabestaanden. Het is zulk dankbaar werk. Het is ook mijn specialisme geworden.”
Open emoties
“Het belangrijkste in mijn vak is de focus op de nabestaanden. Je moet jezelf ervan doordringen: mensen doen dit voor het eerst. En ze zien mij voor het eerst, dat is vaak ook al een ding, want ik ben vrij groot en ik heb dan zo’n witte laboratoriumjas aan. Dat ziet er vrij indrukwekkend uit. Vaak zien ze hun vader of moeder voor de eerste keer naakt als ze helpen met wassen. Daar moet je rekening mee houden, dat gevoel is heel teer. Het gaat niet om mij, het gaat om hen. Zij hebben pijn, zijn in de war, hun emoties staan open, dat moet je als verzorger aanvoelen en begeleiden. Als je alles met gevoel doet, en je neemt het tempo aan van de nabestaanden, dan gaat dat goed. Het is een samenspel. Je ziet dat mensen dan vanzelf rustig worden. Je vouwt je als het ware om hen heen, praat met ze, ziet ze, zodat ze de verzorging krijgen die bij hen past. Ik sta in dienst bij hen, zo voel ik het ook echt. Tijdens de verzorging komen de verhalen vanzelf. Soms is het alsof ik naar een film kijk als ik met mensen praat over de overledene, mooi is dat. Hoe ze gelachen hebben. Maar ook als iemand onuitstaanbaar was, of een dramatisch leven had. Die momenten moeten er ook zijn. Dat zeg ik ook tegen mensen: ‘Houdt u niet in, denk niet: ik mag niet huilen. Lekker laten komen.’ Hetzelfde geldt als ik zie dat mensen moeten lachen, dan zeg ik: ‘Ook goed, gooi het eruit.’ Wat je voelt, is wat je voelt.”
Ook Herdenkingspark Westgaarde viert dit jaar een mijlpaal: de 50e verjaardag. Ter ere daarvan is op dit moment de parkexpositie ‘50 jaar Westgaarde’ te zien, deze is tijdens openingstijden vrij toegankelijk voor publiek.